Woordenschat

Voor ouders en hun kinderen vanaf  2 jaar.

Je kun je kind helpen zijn/haar woordenschat te verbeteren en uit te breiden. Als je wel eens merkt dat je kind een woord niet juist uitspreekt, zeg dan niet: ‘Nee, dat is niet goed’, maar herhaal het woord (evt. de hele zin) en spreek het zelf op de juiste manier uit. Bijvoorbeeld: ‘Mama, zullen we de purapla meenemen?’ U kunt dan reageren met: ‘Wil je de paraplu meenemen? Wat een goed idee’.

Je kind leert het meest doordat jij het goede voorbeeld geeft. Dit geldt ook voor zelfstandige naamwoorden. Kinderen weten nog niet altijd welke lidwoorden (-de of -het) bij woorden horen. Voor jou is dat vanzelfsprekend, maar kinderen moeten dit nog inoefenen.

Maak er een spelletje van: wat is het ook alweer? De zout of het zout? De kaas of het kaas? Luister goed naar uw kind, welke combinaties hij of zij gebruikt en verbeter het door middel van uw vragen. Moeilijker: de aanrecht of het aanrecht?